nieuwmodischen smaak. Intusschen merkt men op,dat die Zceuwsche kleeding nog al kostbaar is, en dat som migen boren hun vermogen hieraan te koste leggen, doch wanneer de duurzaamheid daarvan blijkt, dan vervalt die opmerking Met meer grond schijnt men op de gouden en zilveren sieraden, die tot die provinciale kleeding behooren aanmerking te maken en wel dal men ook kinderen diezelfde stukken laat dragen. Wij erkennen, dat men dit missen kan, en men dwaas doet zich zulks aanteschaffenals men zijn geld tot nood wendigheden behoeft, doch men beschouwt die aankoop van goud en zilver als eene bewaring van kapitaaldat anders weg gaat en nu wel eens voor een' kwaden dag gespaard blijft. Bovendien men geeft aan de kinderen zulke sieraden, die zij hun leven lang dragen kunnen en hoewel dit eenigzins contrasterend is, zoo mag men het ovenwei in eenig opzigt met de geheele kleeding conform noemen. Want de kleine kinderen, zoodra ze loopen kunnen of iets later, krijgen kleederen in den zelfden vorm als de groote inenschen zoodat men in het kind den Zeeuwschen boer of do boerin in miniatuur ziet. Zou dit niet eene opmerkelijke aankleving van het aangenomene blijven bij de bedoelde kleederdragt zijn Zou het kind hierdoor niet al vroeg leeren in dit punt naar gcone verandering te haken, en alzoo provinciaal te blijven? Uit dit oogpunt hebben wij er vrede mede, daar wij er anders zeer tegen zijn, om de kinderen te

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 201