AAW RIEISÏ.
VitV»Wv%Vil Vli VI» V%\/%i 1/l.Vi V1U V% V* Wt/WVVlfVlfVli
Al strooit, o kluist! eon teeder maagdenkoor
Een ganschen oogst ran rozen op uw graf;
Al knielt de held op 't lij kgesteente néér,
En plant een woud van lauwren daar omheen;
Versmaad nogtans ook 't luttel bloempje niet
Dat van mijn liefde en van mijn dank getuigt!
Neem van mijn lier welligt den laatsten toon;
Hij klink' voor u den zanger en den held
Ja, held en zanger beide! Uws Vaderlands
Tvrtaküs! Hoort! daar klinkt zijn heerlijk lied,
Aan u gewijd, gij Pruissens heldenschaar!
Welaan! op nieuw ten strijd! Uw fri.drik wenkt!
Op nieuw ter wraak voor zoo veel schuldloos bloed
Vergoten door barbaren! Ach, hoe schreit
Uw diep vertrapt, uw rookend land tot God!
Ter wraak dan! wéér den overmoed verplet
Van hen, die, op hun duizendtallen trotsch,
U roekloos honen durfden! Heil! triomf!
Gij rijst en straks is Pruissens wee geboet!
Wie voeit daar ginds uw slrijdbre reijen aan?