AAI* BEI1AMI.
Ofschoon mijn oog U nimmer heeft gezien
Mijn jeugdig hart beminteerbiedigt U
Gij zijt root mij een waareen teeder Vriend
Bej.la mi aan Lavater.
Beminnelijke zanger,
Die 't heilig vuur der Liefde,
Dat in uw' boezem blaakte,
Zoo waardig hebt geschilderd
Beminnelijke zanger,
Die mij zoo menig uurljen
Van stil en zoet genoegen,
Van reine vreugd kan schenken,
Wanneer mij uwe zangen
De droeve ziel vertroosten,
II wijde ik thans mijn Cither,
0! waar' zij uwer waardig!
Verheven klinkt uw zangtoon
Plegtstatig - als het ruischen
Des bergstroomswen ge uw speeltuig
In eigen, vrijen toonval,