98 Die me, in joaksaas ai uien Zoo naamloos zalig zagen; Dan rolt een traan van weemoed Het schoonste loon der Dichters Op uwe zangen neder; Dan grijp ik naar mijn Cither, En door uw' geest gedreven Stem ik de zwakke snaren Eu geef 't gevoel mijns harten Door droeve klagt verligtiug O, als ik, eens ontbonden Van 't nietig stof der aarde, U, beliami, hierboven In zuivrer spheer ontmoete Waar de ecuvvge liefde zetelt Dan zal ik dierbre Zanger U aan mijn' boezem drukken, Die als uw boezem eenig Voor 't heil der liefde klopte Haarlem.D. Dorbeck Tnz. 1839.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 216