ZOMERYREUGDE. (V%VI;V\V*iVl. Naar het Zweedsch.) Schoone Zomerzonnespruit Met uw gouden kleed en kransen Zio me U vrolijk tegen dansen Als go uw armen me opensluit. Zie op do aarde een bloemtapeet Hoor 't gezang der vrije stroomen, Wijl in 't schomin'lond loof der boomen 't Yoog'lenkoor U welkom heet. 't Bijtje gonst door laan en pad, 't Graan wordt als in goud bedolven Stilte dekt do blaauwe golven En de bezie schuilt in 't blad. In 't prieel, in 't koele loof. Steelt de westenwind de rozen Die ons op do wangen blozen En ontvlugt ons met zijn' roof.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 217