101
En onwisser treedt de voet
Schoon de glimworm gonze in 't ronde,
Eind'lijk is zij daar de stonde,
Die hen toeroept: sluimert zoet!
Spoedig komt de zoete droom
Op den rijkgesierden wagen,
Door een' duiventrits gedragen
Zwevende in den paarlentoom.
Zie hem met zijn' dart'len stoet
Vrolijk zijn' tafreelen meng'len,
Groene velden schoone eng'len
Blijde droom wees mij gegroet!
Als gij weldra van ons vliedt
Kind der zonneschoon en teoder,
Zomerkom dan spoedig weder
En vergeet uw' feesttooi niet!
Deil.
R, G. H. Romer.