EEKE FABEL. A IVl/VlA/MMl i/IUWllAU DE EZXX, EN HET ZWIJN. Een Ezel was de buurgcnoot Tan 't Zwijn Zij hadden toot elkaèr (hoe wonderlijk dit schijn') Een Triendschap opgevatniet slechts van dagen weken Maarmaanden waren er verstreken In hartelijk en gul verkeer. 't Was 't Zwijn niet zelden tot eeno eer In 's Languors gunst te deelen En vriend te mogen spelen; Zoodatnaar 't scheen Die vriendschapstrouw alleen Eerst bij den dood kon breken. Vraagt gij: waar sproot die vriendschap toch uit voort, En duurde ze ongestoord, Tot aan het einde hunner dagen?.. 'k Wil U, schept gij hierin behagen, Verhalen wat ik daarvan heb gehoord. Een welgezeten boer, had, bij zijn aantal vee, Een Ezel grazende op zijn steê.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 220