115
vinden en bij do schaarsche gelegenheid tot voortdurende
verdiensten, kon men zulks aanvankelijk niet anders
verwachten; doch wanneer de armbesturen, zooveel
doenlijk, de hand houden aan de bepaling, dat geeno
1 ondersteuning uit de armenkassen zal worden verleend
aan zoodanige bedeelden, die, schoon daartoe eeniger-
mate in staat, zich aan alle bijdrage in dit fonds zullen
onttrokken hebben; wanneer zoo wel door hunne bo-
moeijingen, als door de toespraak van do leden der
Commissiemeerderen zijn overgehaald om zooveel zij
kunnen, daarin deel te nemencn de voordeelen daaraan
verbonden, zullen ondervonden hebben, mag men ver
trouwen dat te dezen verbetering zal worden bespeurd
velen zedelijk worden opgebeurd en niet meer tot de
armefondsen den toevlugt zullen behoeven te nemen.
Want wie, die eenigzins nadenkt over het doel en
de strekking dezer waarborgvcrceniging en doopgegevene
verordeningen met aandacht nagaatzal het ontkennen
kunnen, dat zij ten doel heeft zoowel de zedelijke, als
de ligchamelijke lotsverbetering van derzelver loden.
Zij ondersteunt hen in den nood en bevordert de arbeid-
r zaamheid; zij houdt hen daardoor af van de altoos ver
lagende toevlugt tot de armefondsen; zij bevordert de
opleiding en het onderwijs hunner kinderen; terwijl de
leden der Commissie met deze behoeftigen in aanraking
gebragten hunne pogingen ten goede waarderende,
zich zeker gaarne hunner zullen aantrekken, en, waar