122 niet te klagen; toen viel er den 5junij eene overzware hagelen kort daarna begon het te regenen, waarmede het vier maanden lang aanhieldzoodat het land vol opperwaler stond. Hoe heter toen met den hooibouw en oogst hebbe uitgezien, meldt onze Kron ij kscbrij ver niet; maar dat kunnen wij ons ook gemakkelijk denken. Dat het koren en meest alle de vruchtenin Zeeland gezaaid bedierven zegt hij er uitdrukkelijk bij op het jaar 1444, wanneer hetmeest allo daghe regende» van st. Jansmisse tot Bamisse (24 junij tot 1." october). Toen zal het er kostelijk in onze lage, verwarde, rotte, oudoorkombare Schouwensche wegen hebben uitgezien! En de Zuid- bevelanders zijn ook eerst twee eeuwen later zoo wijs geworden, dat zij de voortreffelijke zandwegen zijn gaan aanleggen die er nu nog de gemeenschap veraan genamen. 0 slijk- en slobberjaren! Geheel omgekeerd was het in 1442,twee zomers voor den laatst vermelden natten: toen regende het geen zesmalen van mei tot october. Deze bijzondere drooge zomer werd door eenen zeer droogen winter met felle en langdurige vorst gevolgd. Van twee andere kort op elkander gevolgde dergelijke zomers, maakt de Kastek melding in zijne Kronijk van Zierikzee. De eerste is die van 1471 toen ten gevolge der felle droogte geen water was te krijgen; alom groote sterfte werd veroorzaaktde oogst vóór augustus binnen was en men den 1." september in Holland en Zeeland overal

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 240