123
nieuwen Rijnschen most dronk. Vader Rkigebsbebg
schijnt dezen zomer als eenen bijzonder gelukkigen
aantezienwant hij spreekt ran eenen schoonen zomer;
trouwens, hij heeft reden, om te zeggen «God zij lof!»
wanneer hij er bijvoegt dat er overvloedich was Tan
alle Truchten;» hetgeen zekerlijk met de droogte kon
zamengaan. Dat het twee jaren later, in 1473, met de
yroege rijpheid der granen eveneens was, zal men wel
geloovenwanneer men bedenkt, dat het van mei tot
October (even als in 1442) niet regende. En ik durf aan
den tegenwoordigen bewoner Tan ons ziltige Schouwen
naauwelijks zeggen, dat van den Karper, een bewoner
der zoete wateren, meer dan tienduizend exemplaren
in ons eiland gevangen werden. Do zomer van 1545
moet ook zware droogte hebben opgeleverd. In zestien
weken regende het naauwelijks; de beesten stierven hier
en daar Tan dorst; besmettelijke ziekten vloeiden er uit
Toort; en de ramp strekte zich tot in Spanje en Portugal
uit.
Het spreekt van zelf, dat de oogsten in zulke buiten
gewone jaren van regen of droogte niet aan de verwach
ting konden beantwoorden; behalve de genoemde jaren
vinden wij in algemeene uitdrukkingen nog van eenen
schralen oogst tweemaal gewag gemaaktin 1505 lieersch-
te de muizenplaag zoo sterk, dat men slechts een achten-
deel (20 Ned. kop) van de honderd schoven alzoo
V% °f l/,o Tan eenen gewonen goeden oogst dorschte