125 stormvloed van 15 november 1437 had in Holland en elders, maar bepaaldelijk dan ook in Zeelandzooveel land onder water gezetdat oneindig veel van het ge zaaide koren te niet ging en een dure tijd volgde. Want den hongher was doen alsoo groot; Een Roggebroot moeste drie pont weghen, Daar moest men vier groot ende een half om gheven Een schepel Rogge was harde diere Men cochtet om een goude Riere (Rijder). Deze schaarschheid duurde bijna een jaar lang Wat zeggen onze vrouwtjesdie klagenwanneer de brood zetting een paar centen opslaat Donker zag het er ook uit in 1522, wanneer de tarwe zoo duur was, dat aiine lieden brood van gerst, van boonen en erwten moesten bakken. Niet beter was het in 1557, toen men in den voorzomer de tarwe vijfmaal zoo duur moest beta len, als watlater na de inzameling van den nieuwen oogst. Te Zierikzee onder anderen werd er gestreng op gepast, dat er geen brood uit de stad werd gevoerd. Een slimme Duivelandsche boer verschalkte nogthans de toenmalige commiezen; hij pakte eene doodkist vol brood en voerde die door de poort als een' vriend die begeerd had in Duiveland begraven te worden. Een doortrapt stuk zou Hooft wolligt gezegd hebbenmaar niet buiten schij n van spot met 't ernstige! Maar dit alles komt nog niet bij de duurte des jaar 1546, toen voor een zak tarwe in

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 243