maand julij 1540 te Zierikzee was, bood men hem aan den maaltijd meloenen en vijgen aan van eene aan zienlijke grootte, >ol sap, zeer smakelijk volkomen rijp, cn in Zeeland gewassen. De keizer betuigde er zijne verwondering over, en verklaarde, geen beter of aangenamer in Spanje geproefd te hebben. Dit herinnert mij eene andersoortige anecdote. Op eenen maaltijd tijdens den vredehandel te Utrechtnam de Minister van Portugalgraaf n'AcoüHA op het desert eenen oranjeappel van den schotelzeggendezulke heerlijke vruchten worden op mijne landgoederen tweemaal rijp in één jaar»; waarop de burgemeester van Gouda, vaiï uek Dussejv een stuk Stolksche kaas opnemende, zcide: «En zulke heerlijke vruchten op mijne landgoe deren tweemaal op éénen dag.» Ik moet in dit stukje ook iets zeggen van zachte en strenge winters. In het jaar 1507 was de winter zoo zacht dat alle vruchtboomen in april bloeiden De wijngaarden hadden toen groote looten de vogelen legden cijeren, en broedden jongen. Een groot verschil met 1544 toen het in den nawinter in louwmaand zoo sterk vroor,dat men de zee in vijf maanden naauwlijks kon gebruiken (doch dit zal denkelijk niet eerst in januarij begonnen zijn). Men liep te voet over verscheidene vecren hier en daar met muzijk om de zeldzaamheid der zaak. Yoor de toen pas gegravene Middelburgsche haven lagen verscheidene schepen vastgevrozen onder anderen tweo

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 248