7. 145 zij niet kenden: terwijl hijintegendeel, doordrongen was Tan de onvolledigheid zijner kennis. Dit doende, zal hij den eigenwaan vaarwel zeggen; zich omhangen met het kleed der ware wijsheid, nede righeid, en alzoo een groot struikelblok uit den weg ruimen, om, door gekwetste eigenliefde, in drift te ontsteken. Evenzeer moet de driftige zich wachten, om eenen te lagen dank van zich zeiven zijne talenten en doorzigt Ie hebben Daaruit toch ontstaat eene geringschatting niet alleen zijner eigene waarde, maar hij komt daardoor in den waan dat anderen hem alle waarde ontzeggen en dat hunne tegenspraak waardoor hij in drift ontvlamt, even daaruit ontspringt. Het is eene waarheid, welke maar al te veel bevestigd wordtdat de menschen dal gene gelden wat zij gelden willen. De opgeblazene zon der verdiensten plaatst zich niet zelden op eene hoogte, welke hij verre is van te verdienen, doch welke men zijner onbeschaamdheid niet durll weigeren; maar de al te nederige stelt zich ook dikwerf beneden het peil dat zijne verdiensten en talenten aanwijzen. En zoo wordt onverdiende verwaarloozing van zich zelvcn de bron van verkeerde oordeelvelling omtrent zijne daden en begrippen. Zoo wordt het haastig opbruisend gemoed in hevige beweging gebragten schaamt zich niet lucht te geven in de ongebondenste en grievendste uitdruk kingen, der spreuk onindachtig van den wijsten Vorst:

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 263