152 Olijren, de hoop uwer Broeders en Vrienden, En palmen, sijmbolen van Iulandschen vrede, Dit all es omloovert het wiegje des zuiglings. Eeus klommen die handjes deu schepter des Vaders, Eens drukt op die slaapjes der Nederlanden kroon, Eens golft op die armpjes het Koninklijk purper, Eeus noemt men dien zuigling Kader des Vaderlands. 0, Nageslacht! zoo wij den Vader niet kenden, Niet vereerden deu ernst van onzen Beheerscher, Zijn' zachtheid, zijn' wijsheid zijn' stille bedaardheid, Wij gunden U naauwelijks die Zon des gelaks Welkers dageraad glanzend ter eeuwge kim stijgt; Want driewerf geluk wordt 't deel onzer kinderen, Dit spelt ons Prophelisch hot voorouderlijk bloed. February d8J7Sennit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 270