155
Zóó, niet morrend, edlo Oulslaapne
Tegeu 't altijd wijs besluit
Van den Bouwheer ran 't geschaapne
Zien wij U 't verderf ten buit,
Schoon geen ziekte ons voorbereidde
Bal uw' ziel van 't ligchaain scheidde.
Wel U dat des Blijvers staf,
Velen vaak door smart verschrikbaar,
U, naar 't scheen van kracht onwrikbaar,
In één oogwenk voerde aan 't graf.
Uiepe rouw vervult ons allen
Daar in U een' star ons zonk
Bic tot aan haar plotsling vallen
Uns Gewest ten luister blonk.
'k Zie, om bij uw graf to weenen
Goede en Edien zich verecneu,
Lovende uwe nedrigheid
Kunde en deugd voor uw gebeente
Koslbrer zuil. dan 't praalgesteente,
Bat cen's Konings ondeugd vleit.
Maar, schoon we om U heéngaan lijden,
Waan, de Kastkr! daarom niet,
Bat we U 't burgerschap benijden
Van het hemelsch Rijksgebied.
Zocht gij hier de wet te kennen
Waarnaar Zonnestelsels rennen,
Starren wentlen in 't azuur;
Schakelorde en doel te weten
Der aaubidlijk wijze keten
Van de werken der natuur;