XXXIV.
en zijne baan om de Zon doorloopt in 87 dagen 23 uren
15 minuten eu 44 seconden. Wij kennen geene planeet,
die nader aan de Zou staat. Indien eene zoodanige
bestaat, moet zij uiterst klein zijn, om, bij de menig
vuldige en scherpe waarnemingen aan de Zon gedaan
voor de voortreffelijke sterrekundige werktuigen van
onzen leeftijd verborgen te zijn gebleven.
Mercurius verwijdert zich nooit ver van de Zon, in
welker stralen deze planeet meestal verborgen is- Ook
is zijne grootte slechts een zestiende van die onzer Aarde.
Het een en ander maaktdat Mercuriusvooral in onze
gewesten waar de benedenlucht nooit regt helder is
niet gemakkelijk mot het blootc oog oplesporeu is. Som
tijds gaat hij als een kleine zwarte vlek over de schijf
der Zon. De laatste maal, dat dit verschijnsel (echter
niet dan door een goeden verrekijker of teleskoop) in
ons land zigtbaar was, is geweest den 5 Mei 1832 en
de eerstvolgende zal zijn den 8 Mei 1845- Van de na
tuurlijke gesteldheid van Mercurius is niet veel bekend.
Men weet, dat zijne digiheid bijna driemaal meerder
is, elan die der Aarde. De aswenteling geschiedt om
trent in denzelfden tijd als die der laatstgenoemde f
zoodat dag en nacht op Mercurius ook ongeveer 24 uren
lang zijn. Men heeft op zijne oppervlakte hooge en
uitgestrekte gebergten waargenomen. Daar voorts een
jaar van deze planeet slechts 88 dagen duurt, zal er
waarschijnlijk eene zeer sterke en snelle afwisseling