Xt.II. lenle verkleint, en bij het toenemen der koude na den herfst weder Tergroot. Of dit Terschijnsel aan ijs- en sneeuwmassa's zij toe te schrij ven is te onzekerder, naar mate het meer gewaagd is de Terschijuseleu op aarde op de planeten toe te passenmaar de afhaukelij kheid dier lichtTlakle van den zomer en winter op Mats, blijft nogthans zeer opmerkingwaardig. In het gewest des hemels waarop wij nu de aandacht moeten Tostigen vermoedde men sedert lang het bestaan eener tot dus verre onbekende planeet; omdat in den Zonsafstand van die, welke van ouds af bekend waren, cene geregelde toeneming plaats heeftwelke door de ontdekking Tan Uranus (over wien straks nader) in 1781 treffend was bevestigd geworden. Maar daar nu tusschen Mars en Jupiter eene zoo groote gaping gé- Tonden wordt, dat in de algemeeno verhouding juist nog écne planeet tusschen die beide zoude passen kwamen do voornaamste sterrekundigen tegen het einde der vorige eeuw op het denkbeeld om ieder een ge deelte des hemels aan het allernaauwkeui igsto onder zoek te onderwerpen, hopende men door deze wel in- gerigto hemelpoliciedie planeet te zullen ontdekken. Toevallig werd zij door een ander gevondeu. Deslerro- kundige Piazzi, te Palermoop Sicilië, ontdekte haar op den eersten dag dezer eeuw en gaf haar den naam van Ceres. Zij staat ongeveer 56 millioenen mijlen van de Zon en loopt in 't jaren 220dagen C uren ,52minuten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 52