XL VI. dan achter de planeeten veroorzaken niet zelden op de laatste eene Zonsverduistering. Men ziet dan de schaduw van den wachter als eene kleine zwarte vlek over de heldere schijf der hoofdplaneet gaan. Deze verduisteringen zijn van groot nut in de sterrekuude; zij hebben gediend, om de snelheid te berekenen, met welke het licht de wereldruimte doorloopten bieden een goed hulpmiddel aan tot bepaling der geograptische lengte. De omloopstijden afstanden van de hoofdpla neet en grootte dezer wachters zijn met juistheid bekend. Zij zijn: Afstand van Jupiter. Omloopstijd. Middellijn. l.e wachter 54000mijl., ld. 18u. 27m. 33sec. 560mijlen. '2.' 86000 3 1313 42 400 3.° 137000 7 342 33 820 4.' 242000 16 1632 8 570 De eerste, derde en vierde dezer Manen zijn alzoo grooter, dan onze Maan, die 465 mijlen in middellijn heeft, en van welke die van Jupiter zich ook daardoor onderscheidendat zij uit de afwisselingen van hun licht te oordeelen, van hooge dampkringen schijnen voorzien te zijn. Ook zij keeren volgens gedane waar nemingen aan hunne hoofdplaneet bestendig dezelfde zijde toe. Saturnuseene planeet van blcekroode kleur, staat in zijnen naasten stand van ons 162 een derde millioencu mijlen, en op den versten afstand ruim 225 millioeneu

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 56