XCIII. Tan. den horizon afen kan zonder behnlp eener globe niet ■»vel duidelijk gemaakt worden. Men noemt dit licht, omdat het bestendig in de rigting Tan den dierenriem zodiak Terschijnt, het zodiakaallicht. Deszelfs afgeplatte gedaante zou zich uit de snelle aswenteling der Zon laten verklaren. Echter ontbreekt het nog aan genoegzame waarnemingen om dit licht met genoegzamen grond Toor den dampkring der Zon te verklaren. Een ouder sterrekundigeCassrsi wil opgemerkt hebben, dat het zodiakaallicht toenam, naar mate de Zon meerdere vlekken had (en er dus sterker wer king in haar lichtomkleedsel plaats had). Andere waarne mingen doen besluiten tot een verband tusschen dit licht en het Noorderlicht der Aarde. De zaak isals gezegdnog niet genoeg tot zekerheid gebragt. Van den natuurlijken toestand van den, met eencn zoo sterk lichtenden dampkring omgeven zonnebol weten wij zoo weinig als niets. Men heeft uit vele waarnemingen der zonnevlekken besloten dat er streken op hare oppervlakte zijn, waar veelvuldiger dan elders, vlekken voorkomen^ Bijzonder zou dit het geval zijn met eene streek die zich uitstrekt van 3 lot 8 graden zuider- en van 11 tot 15 graden noorderbreedte. Welligt Teroorzaken hooge gebergten hier ligter openingen in haar wolkenkleed doch wanneer wij de waarnemingen Terlaten of uit dezelve te Teel afleiden komen wij opeen Teld Tan ijdele gissingen, waarin vroegere schrijvers (men neme slechts Hdigess Wereldbeschouwer en Fovxrvf.llk's Feelheid der Werelden in de hand) zich al te veel hebben toegegeven en waardoor de sterrekunde het

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 105