toen noemde den rooden Haen ergens op zetten) hebben aangenomen, kunnen wij niet eens gissen Wij moeten hierbij echter ceno kleine waarschuwing voegen, opdat er misleidingwaarvan vroeger in andere opzigtcn wel eens oudheidkenneis van professie de slagtoffers geweest zijn, voorgekomen worde. Op de hofstede Kloosterhof staande op den grond van het voormalig klooster, zult gij thans eenen buitengewoon grooien haan zien prijken, inaar denkt daarbij niet aan een symbool van dien vroe- geren naam. Want het is de haan van den onlangs af gebroken toren van Evr.nsuijK, dien de tegenwoordige bewoner gekocht en tot sieraad op zijne woning geplaatst heeft, maar daarbij thans door eene inscriptie dien oor sprong heeft aangeduid. Hel waarschijnlijkst komt ons voor, dat het klooster Simi (ook Bleljenherg genoemd) den naam van ten Haen mede gedragen heeft, cn dat aldaar eene plaats was de Haen gehectcn waarvan het onder do muren van Mcchplen gelegene Haenswijh ook zijnen naam hebben zal. Met het mirakel weel ik daarbij wel geen weg, maar dat zal in onzen lijd zoo veel be zwaar niet geven. Intusschen is liet niet onwaarschijn lijk dat do llicselingsche Zusters die zeker daaromtrent zoo onverschillig niet warendien naam niet geheel zul len vergeten hebben en zich ook wel eens Nonnen ten Haen zullen genoemd hebben. Wij keeren weder tot de slichling Voorde aanleiding om te Bieselinge een klooster oplerigten, kon men «it

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 121