orde gestaan lieeft, zijn gecne grondendaar er nergens ceuig gewag van gemaakt wordt en de meening, dat daar, waar er een klooster van Nonnen dier orde was, ook een Monniken klooster moet geweest zijn gaat niet door. Verder is er voor de stichting des kloosters op den grond der heerlijkheid van Maelstede (en dus niet op het Abdij eland) ook deze reden, dat de heer van Mael stede in Vlaanderen en Brabaud vele goederen heb bende en Vasal van de Graven van Vlaanderen wegens leenroerigheid genoemd wordende, daardoor ook in betrekkingen is gekomen, waardoor men op zijne toestemming lot de oprigling hiervan in zijne landen rekenen kon. Als gunsteling van graaf Willem was hij ook getuige geweest van de bevestiging der gift van vis- scherij in fVinoxsordc aan de Abdij van den II. Michael te Antwerpen. Vreemd was het dus niet dal het Mechelsche convent in zijne heerlijkheid zich uitbreidde. Of hij of de geestelijken der kapel van Dijkwel tot de stichting en opbouwiug iets hebbe bijgedragen is on zeker, maar dat het klooster in Maelstede's heerlijkheid en dus met zijne toestemming is gebouwd, is zeker, (f) Welligt hebben de Nonnen uit haar convent zoo veel ontvangenom het te beginnen aantevangenzoo als Kldit, in Hist. Crit. Com. Holl. en Zeel., 1.1p. 296. (f) Kldit t. a. p.t. IIp. 1pag. 509waar Wdlflrt van Maelstede zegt: Claustrum in meo dominio aidijicutum.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 123