de overloopers van de heerlijkheden, waarin de kloos- terhoek lag, yinden wij tot 1632 den hoekwaarin 't cloester stwt. Van 1639 afden hoekwaarin 't doester plagh te staen. Tusschen 1632 en 1639 schijnt het dus gesloopt te zijn. Welligt zijn de steenen gebruikt lot herstelling der hayenwering daar aan die zijde van het dorp thans nog groote steenbrokken gevonden worden die geheel overeenkomen met die welke in het land, waar het klooster stond opgegraïemzijn. De landerijen zijn verkocht, welligt door dezelfde autoriteitwelke het klooster deed verkoopen en zij n meest in handen van ver schillende particulieren gekomen. De kerk van Bieselinge bezit er een gedeelte van. DeMaelstedes bestonden niet meer, wier geslacht in dat van Bruelis was overgegaan. De grond waarop het klooster stondis thans bouw land, hoezeer, gelijk wij opgaven, door bijna ouuit- graafbare steenlagen daarvoor niet zeer geschiktmaar niettemin zeer vruchtbaar. Wij hebben duidelijk de bui tenste fundamenten kunnen opsporenals mede eenige binnenmuren. De onderste laag daarvan bestaat uit tegelsop den kant gezeten is vervolgens met groote bruine steenen gedekt, terwijl de muren zelve aan de buitenste zijde uit groene blinkende steenen schijnen opgetrokken geweest te zijn. De omvang van het klooster is vrij groot, doch dewijl het buitenmuren schijnt gehad te hebbenis de grootte van het gebouw naar de fun damenten en den omvang van den grond niet te bepalen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 138