Aan hechten stam of frissche loten Uit 's harten akkergrond ontsproten! Te wilden of te dorren tak Hoe 't heilzaam snoeimes vrij bezwijken; Maar stoorloos sta de boom te prijken Met schaduwspreidend blad'rendak Of werd niet, bij het edel streyen JVaar zelfvolmaking, do eigenmin Ten scherpen prikkel ons gegeven, Ter wekster van den doffen zin? Wanneer wij d' evenmensch beminnen Wat doet die liefde in krachten winnen, Als vriendals ouders gade of kroost Een grooter deel van onze zorgen Zich van onze eigen neiging borgen Een neiging, 's levens vreugde en troost Wat doet voor 't vaderland ons blaken, Hoe karig door natuur bedeeld En doet den man naar 't plekje haken, Waar hij als knaapje heeft gespeeld - t Gevoel; mijn halsvriend vroeg en spade, Mijne eigene ouders, kroost en gade. Mijn vaderland, mijn landgenoot: Hit doet de vonk der liefde ontgloren in vlammen, door geen' stroom te smoren, En 't wisslen van den tijd te groot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 150