Aan hechten stam of frissche loten
Uit 's harten akkergrond ontsproten!
Te wilden of te dorren tak
Hoe 't heilzaam snoeimes vrij bezwijken;
Maar stoorloos sta de boom te prijken
Met schaduwspreidend blad'rendak
Of werd niet, bij het edel streyen
JVaar zelfvolmaking, do eigenmin
Ten scherpen prikkel ons gegeven,
Ter wekster van den doffen zin?
Wanneer wij d' evenmensch beminnen
Wat doet die liefde in krachten winnen,
Als vriendals ouders gade of kroost
Een grooter deel van onze zorgen
Zich van onze eigen neiging borgen
Een neiging, 's levens vreugde en troost
Wat doet voor 't vaderland ons blaken,
Hoe karig door natuur bedeeld
En doet den man naar 't plekje haken,
Waar hij als knaapje heeft gespeeld -
t Gevoel; mijn halsvriend vroeg en spade,
Mijne eigene ouders, kroost en gade.
Mijn vaderland, mijn landgenoot:
Hit doet de vonk der liefde ontgloren
in vlammen, door geen' stroom te smoren,
En 't wisslen van den tijd te groot.