Wie zal op het ros zich wagen,
Als het holt naar eigen gril?
Wi® zich blindlings laten dragen
Waar zijn lastdier henen wil?
Maar de ruiter kent de waarde
Van dat paard, zoo woest en wild
t Zal hem roeren orer de aarde
Heeft hij zich in 't zaal getild.
Zie! hij zal het niet vermoorden,
Maar hij temt het moedig dier;
Veilig rent hij langs de boorden
Der gezwollen landrivier.
Gij, Fakirs! welk een sectennaam
In uw banieren prijk':
Zijl gij dien ruiter zao bekwaam,
Iu 't allerminst gelijk?
neen! gij die ten doel u stelt
Het dooden van de lust;
Gij die u zeiven pijnt en kwelt
En vruchtloos smacht naar rust