STANZA'S.
Gods engel streek ran uit den hoogcn neder
Door 't wolkenruim, op lichtbewogen veder,
In snelle vaart gelijk aan 't bliksemlicht,
Hij daalt ter neër, zijn blik schouwt in het ronde,
Zijn oog ontwaart der onschuld lijdenssponde,
En straks is reeds daarheen zijn vlugt gerigt.
Hij buigt zich neêr, en op zijn hemelsch wezen
Is al de glans der Godlij kheid te lezen.
«Wat toeft gij nog, o zuster! hier bencên?»
Dus spreekt hij zacht, als 't ruischen der accoorden,
En vóór de klank nog wegsterft van die woorden,
Is reeds de ziel bevrijd van aardsch geween.
Maar heerlijk klinkt het jubel door de bogen
Van 't hemelrijk wees welkom in den hoogen
"Wees welkom in het rijk der eeuwigheid!
Hier rijpt gij aan voor meer dan eng'lenwaarde
0 treur dan niet om uw verlorene aarde
Daar woont slechts smart hier bloeit de zaligheid