64 Maar 'k Trees Orestes slechts in naam aan mij verwant Als hij eens, weergekeerd naar 't dierbaar vaderland,' Den ongelukkig' echt van 't meisje zal aanschouwen. Doch wie me een' dwaas noemt, wijl ik 't pronkjuweel der Tv- (vrouwen f' aanr»ak naar die maat meet hij de braafheid af, eeu bed("-ven hart den snoode in handen gaf. Electra. Gegroet, o zwarte nacht, wiens onbeperkt vermogen Het goud der starren strooit langs de elfen hemelbogen Zie hoe Electra telg van Argos eedlen Yorst, Naar gmdsche bron zich spoedt, met 't drinkvat dat zij •jet-» toischt; Niet wijl mij de armoe 't hart doet krimpen voor haar Maar om in de eenzaamheid den Goön mijn leed te kWen' Mijn overstelpt gemoed te ontlasten, in het uur, Als alles plegtig zwijgt, bij 't rusten der natuur'. Thans mag ikvader, thans u w' droeven dood herdenken om vloeken, die mijne eer vermetel durfde krenken- En om wiens wil de vrouwwier ontrouw U verried mijhaar eigen kindwreedaardig van zich stiet', Mij en Orestes snood vergeten kon! De ontaarde' -ij mint alleen het kroostdat zij Aeoisthes baarde! De Mijceniör. Wat kwelt ge U met dien last, Electra, die weleer Aan arbeid ongewoon, omringd door weelde en eer,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 178