65
Geen lasten torschtet? 0 laat af, ik heb te voren
't U reeds gebeênen 't schijnt, gij wilt mijn beè niet
Electra.
hoorcn.
Ik acht U als een vriend gelijk aan de eeuwge Goön,
Gij hebt mij niet bespot, mij nooit door smaad en hoon
Mijn lot verbitterd, maar getroost in de ongelukken;
't Is onuitspreeklijk zoetwanneer ons rampen drukken
Een vriend te vinden, die ons troosten kan, als gij.
Maar schoon gij 't niet beveelt of wenschttoch past het
mij,
Naar mijn vermogen U den arbeid te verligten.
Gij immers moet genoeg reeds buiten 's huis verrigten?
De woning geeft mij werk hoe streelend is het niet,
Wanneer de handwerksman het huis in orde ziet,
En daar, van d'arbeid moê zich ruste mag verleeneu
De MijCENiëR.
Welnu, als ge aldus denkt, Eeectra, ga dan henen
En doe wat u behaagtook weet gij is de bron
Niet ver verwijderd. Bij het eerste licht der zon
Zal ik, wanneer het vee naar 't weiland is gedreven,
Het veld bezaaijen want slechts de arbeid hoedt ons leven
Voor armoê, 's luiaards lot, al heeft hij eiken stond,
In trage vroomheidook de Goden in den mond.
's Heer Hretiskerke.
A. Niermejjeh,