68 dat bloodheid of ongepaste schaamte hunook in hun volgend leven, zal aankleven. Ja, het is voldingend bewezen dat juist die menscheu met dat kwaad behebt zijn, die in hunne jeugd of jongelingschap zelden toe gang hadden tot gezelschappen. En van daar, dat zij onbekend met den daarin heerschenden toon zich zóó onhandig gedragen, en niet zelden zulke bespottelijke gesprekken voeren wanneer zij in dezelve ingeleid wor den dat zij alle reden hebben, zich over hun gedrag te schamen. Hoezeer de Bloodheid meestal bij den minder be schaafden stand gevonden wordt, zoo is zij toch niet het uitsluitend gebrek dier klasse. Er zijn lieden van geboorte en aanzien, die zelfs in den kring, waarin zij opgevoed zijn, niet schijnen te huis te behooren dio overal en altijd uitgezonderd bij hunne minderen met hun figuur verlegen en uiterst beschroomd zijn, om met welopgevoede en beschaafde menschcn eenig nuttig of belangrijk gesprek aan te knoopen. Zoo weet men, dat Keizer Claddics zóó bloode was, dat zijne moeder dik wijls van hem zeide: «dat de natuur begonnen was hem te maken, maar hem niet voltooid had.» Een tweede oorzaak waaruit dat zielsgebrek wordt geboren is, gebrek aan een juist begrip over zedigheid en nederigheid. Er zijn er, die meenen dat men die deug den slechts kan deelachtig worden wanneer men zijne goede hoedanigheden en talenten voor zich zeiven ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 182