béstanddeelen van. Want aan die edele gesteldheid van
geest en hart en leven alleen wil ik den naam van libe
raal» en «liberaliteit»gegeven hebben. Elk ander gebruik
komt mij voor misbruik te zijn. Het moest dan eigenlijk
ook niet noodig wezen van gematigde liberalen te spreken;
want gematigdheid behoort tot het wezen der liberaliteit,
evenzeer als vochtigheid aan den regen en hitte aan het
vuur; eu een liberalisme, dat zich door hevigheid ken
merkt, verdient even weinig dien naam, als men vuur,
waaraan hitte ontbreekt, vuur zal noemen, of als men
van droogen regen zal spreken. Gij bemerkt M. H. wij
handhaven voor liberaliteit de eigenschap der gematigd
heid in tegenstelling van hevigheid geenszins in tegen
stelling van ijver. Deze behoort er evenzeer toe, als
Haauwheid en lafheid en onverschilligheid en werke
loosheid er niet toebehooren. Men spreekt iulusschen van
gematigde liberalen omdat er ook ultra's of overdrevene
zijn, welke zich insgelijks dien naam toeeigenen. Dit
laatste kan ons naauwelijks verwonderen wantindien
men onder liberaliteit slechts eenigermate verstaat wat
wij er door aangeduid hebben, is de naam te begeerlijk
om er geene jagt op te maken; en van het goede, waar
van men de daad niet heeftwil men toch wel den
naam hebben. Maar wien kan het onbekend zijn, dat
het ook hier al geen goud is wat er blinkt, en er onder
dus genoemde liberaliteit niet weinige iliiberalitcit wordt
gevonden? Indien de zoo even gegevene omschrijving