98 en men in die alle of liberaal of illiberaal is? Wij meenen genoeg aangeduid of uitgedrukt te hebben wat wij door liberaliteit verstaan, en welk misbruik men nu ook van het woord gemaakt moge hebben, en nog moge maken en hoe hinderlijk het deswege voor som migen of velen moge zijn geworden; dit mag ons de zaak niet doen miskennen en verachten. Wij hebben haar in navolging van anderen genoemd cene edele gesteldheid van geest en hart en levenen ik vertrouw M. H. dat gij dit oordeel billijken en gaarne als ook het uwe overnemen zult. Liberaliteitzoo als wij haar omschreven hebben is ongetwijfeld den redelijken mensch waardigen eene andere wijze van handelen betaamt hem niet. Van Leden der Maatschappij: «tot Nut van 't Algemeenkan en mag ik geen ander oordeel verwachten. Het doel toch dier Maatschappij is, volgens het eerste Art. harer Wetten, a Godsvrucht en goede zedenovereenkomstig de grondbeginselen van de Christelijke Godsdienstte bevorderenen nuttige kundigheden—voortteplanten.» Gewis dat is liberaal, dat kenteekent een streven naar waarheid en deugd. Er zullen onder de dus genoemde liberalen wel zijn die bij dat woord «godsvrucht» en dat «overeenkom stig de grondbeginselen van de Christelijke Godsdienst» meer of minder den neus ophalenen dat voor domheid en dweeperij houden goed voor het volk en dienstig om dit in bedwang te houden, maar waarboven de mensch, die zich zijner zelfstandigheid bewust is, zich

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 224