101
»aan onze oogen. Maar de nevelen wijken, en de nachl
gaat voorbij en de zon zien wij weer, onveranderd
en met schitterenden gloed aan den hemel. Het zonne-
licht kan van kerkers worden afgesloten. Of ook kunt
gij van eenige weinige menschen do oogen verblinden.
Maar het gansche halfrond van dat licht te berooven,
»of de zon van den hemel afterukken, dat vermag ook
de magtigsle ouder de menschenkinderen niet».(*)
Ik kom nog even terug M. H. op de straks vermelde
beschrijvingen, die er al van «liberaalen «liberaliteit
worden gegeven. Ikzeide, dat goed en kwaad, waar en
onwaar daarin onder een was gemengden wij zien
thans wat er van de zaak is. Die zegt, dat liberale
menschen het met vaderland en kerk en mensckdom
goed meenenzegt eene waarheid. Wanneer men er
echter bijvoegt, dat, als men hen maar laat begaan,
hot met ter tijd anders en beter op de wereld zal worden
zegt men wat de waarlijk liberale hoopt en vertrouwt,
maar waarop hij zich althans niet stout en vermetel
zal verheffen. Die zegt, dat liberalen afbrekers zijn
van het bestaandemenschen met wie men voorzigtig
moet zijn, die geenszins zonder gevaar zijnbet-weters
nieuwigheidszoekers spreekt van de wezenlijk libe
ralen niet, maar laat zich in zijne beschrijving kennelijk
besturen door het misbruik, dat van het woord gemaakt
is en wordt. Tegen de definitie dat liberalen zijn voor-
Leerredenen door H. J. Spijker bladz. 329.