Ill Is dit het lichtwaarin gij schittren De schat, dien ge eenmaal erven zult? Moog' dan 't verdriet uw dag verbittren; Zij dan in nacht uw lot gehuld Hebt gij uw' adel nooit versmeten Yindt gij den waarborg in 't geweten Dat geen verdoemnis ginds U wacht Omgord met dat onwinbaar wapen, Zult ge in uw' grafsteê rustig slapen Waar eeuwge duur U tegenlacht. Is dit de ondoofbre vlam die de adren Van wie Gods beeldtnis draagt, ontgloeit, Ziet rustig dan de stonde ook nadren Waarin voor 't laatst de bloedstroom vloeit! Yerga uw tent tot bekkeueelen; Moog' met uw stof de windvlaag spelen, Die fluitend over 't kerkhof zweeft; Eens wordt gij uit den doodslaap wakker En juichend ziet gij op Gods akker, Dat uw bestaan geen einde heeft. Zierikzee. 3. Beiimaj,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 237