Ill
Is dit het lichtwaarin gij schittren
De schat, dien ge eenmaal erven zult?
Moog' dan 't verdriet uw dag verbittren;
Zij dan in nacht uw lot gehuld
Hebt gij uw' adel nooit versmeten
Yindt gij den waarborg in 't geweten
Dat geen verdoemnis ginds U wacht
Omgord met dat onwinbaar wapen,
Zult ge in uw' grafsteê rustig slapen
Waar eeuwge duur U tegenlacht.
Is dit de ondoofbre vlam die de adren
Van wie Gods beeldtnis draagt, ontgloeit,
Ziet rustig dan de stonde ook nadren
Waarin voor 't laatst de bloedstroom vloeit!
Yerga uw tent tot bekkeueelen;
Moog' met uw stof de windvlaag spelen,
Die fluitend over 't kerkhof zweeft;
Eens wordt gij uit den doodslaap wakker
En juichend ziet gij op Gods akker,
Dat uw bestaan geen einde heeft.
Zierikzee. 3. Beiimaj,