127
dende sloffen. Men begrootte de schade op een half
niillioen guldens.
Ik eindig dit overzigt met de herinnering, dat door
eene veranderde wijze ran bouwen het gevaar van zware
branden thans oneindig kleinder is, dan vroeger; dat
de bluschmiddelendie wij bezitten (ofschoon hier en
daar ten platten lande veel te wcuschcn over latende)
hoop gevendat men eenen onlstanen brand spoedig
meester worde; en eindelijk dat ieder in de vele waar
borgmaatschappijen, die in ons vaderland bestaan, een
middel heeft, om zich te vrijwaren ttegeu de schade,
die uit verwoesting door het vuur zou kunnen ontstaan.
Met ééne opmerking die aan het onderwerp niet geheel
vreemd is, wil ik dit stukje besluiten. Het is eene waar
schuwing tegen ouvoorzigtigheid ten aanzien van zoo
danige voorwerpen op de gebouwen waardoor het blik
semvuur wel aangeloktmaar niet afgeleid wordt. De
geleerde deKakter gaf in een onzer vorige jaargangen
een lczeus- en behartigenswaardig stukje over bliksem
afleiders. Het spijt mij dat hel zoo weinig vrucht ge
dragen heeft. Maar het zij mij vergund als bijvoegsel
tot hetzelve optemerken, dat zeer vele gebouwen wind
vanen, stangen goten, kepers en derg. dragen die het
onweder zeer ligt aantrekken. Zulks is echter onscha
delijk zelfs nuttig, mits men het daardoor aangetrok
ken onweder in den grond leide. Anders lokt men den
brand uit, en heeft het zich zeiven te wijlen wanneer