LXX.
op en gaat in het Noord-Westen onderin den winter daaren-
tegen gaat zij in het Zuid-Oosten op, verheft zich niet hoog
in het Zuiden en daalt in het Zuid-Westen onder de kimmen.
Deze beweging der Zon is evenwel slechts schijnbaar. De
aarde wentelt zich in 24 uren om hare as van het Westen
naar het Oosten en veroorzaakt daardoor dat verschijnsel,
hetwelk wij het op- en ondergaan der Zon noemen. De on
gelijke hoogte der Zon op den middag in het Zuiden is het
gevolg van den jaarlijkschen omloop onzer aardewaarvan
de Zon in het middelpunt, of eigenlijk want de baan der
aarde is eene ellipsin een der brandpunten staat. Ten gevolge
van den schuinschen stand van den aardbol op deze hare
baanals hellende daarop met eenen hoek van ongeveer
66° 32' (eigenlijk den 1 januarij 1843 66° 32'22", 2) staat
de Zou nu eens ten Noorden dan ten Zuiden van de lijn,
die men zich over de aarde getrokken verbeeldtmidden
tusschcn de polen of punten, om welke onze bol wentelt;
deze lijn wordt de evennachtslijn genoemd, omdat, wan
neer de Zon regt boven dezelve staatoveral op de aarde
eene gelijkheid heerscht van dag en nacht. De boven ver
melde helling van de as der aarde is alzoo de oorzaak van
het verschil der saizoenen, en van de ongelijke hoogte, die
de Zon op den middag bereikt. Doch daar wij hier niet over
de aarde en de omstandigheden van hare bewegingmaar
over de Zon sprekenbehoeven wij ons bij de schijnbare
bewegingen der laatste niet optehouden.
De lezer herinnert zichdat de aarde van do Zon eenen