LXXI.
afstand heeft van ongeveer 21 millioeuen geographische
mijlen. Juister kan de gemiddelde afstand bepaald worden
op 20,634571 zulke mijlen. Stelt men deu middelbaren af-
stand=l, dan is de grootste —1,01679 en de kleinste
0,98321. Het eerste heeft plaats in den zomer, het laatste
in den winter. Wij zijn alzoo verscheidene duizende mijlen
nader bij de Zou wanneer het in onze streken het koudst
is, en gedurende de grootste hitte zooveel verder verwijderd
van dat hemelligchaam hetwelk al^ de oorzaak van licht
en warmte aangemerkt wordt. Doch men neme in aanmer
kingdat do stralen der Zou in den zomer regtstandiger
en des winters schuinscher op ons vallen en dat gedurende
de lange dagen van deu zomer veel meer warmtestof door
de stralen der Zon kan worden ontwikkelddan in die
weinige uren waarin de Zon des winters boven onzen ge-
zigteinder is, waardoor alzoo de meerdere afstand in het
warme jaargetijde meer dan opgewogen wordt. Ook vergete
men niet de latere ontdekkingen in de natuur- en schei
kunde door welke wij weten dat niet de zonnestralen zelve
de onmiddelijke oorzaken der warmte zijn, want dat het
boven op de bergen, altijd toch min of meer nader aan de
Zon, juist het koudste is, maar dat de zonnestralen alleen
het vermogen hebben, om de warmtestofdie in de aardsche
ligchamen voorhanden is, optewekken en te ontwikkelen.
Tan welke 15 een graad of 5400 den omtrek van de Aarde
uitmaken.