LXXVIII.
ïêoö eener seconde bij gevolg slechls eenige honderde mijlen
beloopten alzoo veel minder isdan de halve middellijn
der Zon.
Het zal nu naauwelijks aanwijzing behoeven dat men uit
den bekenden afstand der Zon ,vereenigd met hare schijnbare
grootte hare ware grootte gemakkelijk kan afleiden. Want
hier hebben wij eenen gelijkbeenigen driehoek indien wij uit
het oog naar de beide uiteinden van de zonsmiddellijk lijnen
trekken. Delengte dezer beenen is bekend het is de zons
afstand ook is de hoek bekend, dien de beide beenen
aan het oog maken; het is de schijnbare middellijn der Zon
(van 31' 32" tot 33' 36"), zoodatvolgens deregelen der
driehoeksmeting haar ware middellijn kan gevonden worden
en uit deze wederom hare oppervlakte en inhoud afgeleid.
Doch hoe komt men, zoo vraagt nu de oplettende lezer,
aan de bepaling, dat de Zon van viermalen minder digtheid
is dan de Aarde dat een ligchaam er zoo vele ellen in eene
seconde valt, enz? Deze bepalingen zijn afgeleid uit de be
rekening van het aantrekkend vermogen dat de Zon op de
planeten en manen uitoefent. Hoe zulks daaruit wordt afge
leid kunnen wij niet nader omschrijven, zonder boven de
bevatting te gaan der lezers, die wij ons voorstellen. Genoeg
zij het optemerken, dat de kracht der aantrekking niet alleen
Eigenlijk is de Zonsafstand de loodlijndie het oog met het
middelpunt der Zon vereenigt; uit deze is echter de lengte van de
beenen des driehoekszijnde de afstand van het oog tot het uiteinde
van de Zonneschijf zeer gemakkelijk te berekenen,