LXXX.
de maueu van Saturmis. Hieruit nu kan de lezer in liet
algemeen begrijpen ,hoe men de digtheid of zwaarte der Zon
in Tergelijking tot die Tan onzen aardbol, berekend heeft,
en tevens volgens welke grondregelen men de digthedeu der
andere planeten zoo gevonden beeftals wij die in ons vorige
stukje hebben opgegeven; te weten bij die planeten welke"
manen hebben, uit het aantrekkend vermogen, dat zij op
deze hunne wachters uitoefenen en bij diegenen welke geene
wachters hebben uit den aantrekkenden invloed waarmede
zij de loopbanen der andere planeten min of meer verstoren.
Tevens volgt uit het gezegde, dat tot de voortduring der orde
in ons zonnestelsel volstrekt gevorderd wordtdat de Zon
in weegbare stof noch winnenoch verlieze. In het eerste
geval zouden de omloopstijden der planeten langzamerhand
verkorten, en zij zich eindelijk met de Zon vereenigen. In
het laatste geval zouden zij wijdere en wijdere kringen om
de Zon beschrijven, en eindelijk het stelsel uit elkander
vliegen, en de planeten in de diepte des uitspansels voort
rollen. Doch de vergelijking van vroegere met latere waar
nemingen heeft geleerd, dat iets dergelijks geene plaats
vindt, en dat alzoo de Zon niet, gelijk men wel eens heeft
gemeendwarmstestofdeeltjes uitstraalt,of toevoer van brand
stof erlangt door daarop vallende kometen. Yoorts heeft de
Schepper der natuur nog op meerdere wijzen gezorgd voor
de instandhouding van het zonnestelsel (met een kunstterm
wordt dit genoemdde stabiliteit van het stelsel)welker
beschouwing hoogst leerrijk is, maar waarin wij ons hier
niet verder kunnen verdiepen.