LXXXI. Nog ééne Traag stellen wij ons Toor, aan den weetgierigen maar niet wiskundigen lezer te beantwoorden. Zij is deze het licht werd boven gezegd in omtrent 8§ minuut van de Zon de Aarde te bereiken hoe heeft men de snelheid van het licht leeren kennen? Op aarde is de werking van hel licht plotseling, en men bemerkt niet, dat het eenigen tijd noodig heeft, om zich voorlteplanteuindien het nu eenigen tijd behoeft (die wel zeer kort is, 20 millioenen mijlen in minuut, dat is omtrent 41000 mijlen in eene seconde), hoe heeft men daarvan de maat genomen bij de ontoerei kende geringheid van allen afstand op aarde? De beantwoording dezer vraag bewijst de vindingrijkheid van het menschelijke vernuft, om van alle omstandigheden en de schijnbaar geringste gegevens partij te trekken, en uit betrekkelijk weinige opgaven besluiten te trekken over welke men zich verbaastwanneer men vergeetdat de on volprezen wiskunde den weg baant tot kundighedendie zonder dit hulpmiddel voor altijd verborgen zouden hebben moeten blijven. Eer wij de opgeworpen vraag regtstreeks beantwoorden moeten wij iets anders zeggen. Verondersteld j dat op eene bepaalde plaats een kanon zij gesteld waaruit naauwkeurig ieder half uur een schot gedaan wordt. Wij onderstellen tevensdat een voetganger terstond na het af schieten van het stuk van hetzelve heengazoodat hij ineen half uur 6000 voet gevorderd zij dan zal hij niet na 30 minu ten maar na 30 minuten en 6 seconden het volgende schot hooren verder voortgaande met dezelfde snelheidhoort hij het derde schot eerst na 30 min, en 12 sec.; nog verder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 93