I/XXXIII. bij elkeu omloop verduisterd wordtopgemerktdat deszelfs verduisteringen 16 min. en 26 sec. (en bij minder afstands verschil naar evenredigheidlater kwamen, wanneer do pla neet achter de Zonof met deze in zamenstand is, dan tijdens de oppositie. Het licht behoeft dus deze 16 min. en 26 sec. om de middellijn van de baan der Aarde te doorloopen,bij gevolg 8 min. 13 sec. om de helft dier ruimte, den afstand van de Zon tot de Aarde afteleggen. Wanneer wij welligt later iets over de plaatsveranderingen der vaste sterren zul len zeggen zullen wij op deze voortplanting van het licht in de wereldruimte nog nader moeten handelenen alsdan bevinden, dat dit verschijnsel de aberratie van het licht eene kleine verandering maakt in de schijnbare plaatsen der vaste sterren en tevens een regtstreeksch bewijs levert voor de beweging der Aarde waarbij de opmerking te voe gen isdat het licht van alle bekende sterren dezelfde snelheid heeft. Den sterrekundigen lezer zij hier nog met een woord herinnerd dat de bekende snolheid van het licht welligt in volgende lijden een middel zal aan de hand geven, om den afstand te berekenen der dubbele sterren, bij welke do eene zich om de andere wentelt. Het is hier de plaats niet, om dit nader te ontwikkelen. De uitstap dien wij deden om den min geoefenden lezer te doen zien hoe men door berekening en gevolgtrekking in de sterrekunde waarheden ontdekt heeft, die niet met zekerheid schenen bekend te kunnen worden, is, vertrouw ik, hun noch onaangenaam geweestnoch onleerzaam. Men doorziet alzoo de mogelijkheid der kennisen leert vertron-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1843 | | pagina 95