T, XXXVI.
vaste ster is, gelijk wij vroeger (1842, bladz. iv en tvx)
gezegd hebben,zoo groot, dat eerst na zeer langen tijd eene
plaatsverandering aan den sterrenhemel merkbaar worden
kan, gelijk de voetganger eeuen kerktoren des te langer in
dezelfde rigting naast zich houdt, naarmate hij verder van
dien toren verwijderd blijft.
De straks aangeduide aswenteling der Zon geschiedt met
groote snelheid. Onze aarde volbrengt hare omwenteling in
den tijd van 24 uren. Daar de omtrek van haren equator
gelijk is aan 5400 mijlen, zoo doorloopt ieder punt der
evennachtslijn in eene minuut bijna 4 mijlen terwijl ieder
punt van den zonsequator in eene minuut bijna 17 mijlen
aflegt. Waarschijnlijk dient deze snelle asweuteling tot ont
wikkeling der electrieke vloeistof, die in de Zou opgehoopt
de waarschijnlijke oorzaak van verlichting en verwarming
der planeten is.
De beantwoording der vraagdie weder zou kunnen ge
daan worden hoe men den tijd der aswenteling van de Zon
en de rigting van hare polen heeft ontdektbrengt ons tevens
tot datgene wat ons van de natuurlijke gesteldheid van
dezen hemelbol bekend is, of met waarschijnlijkheid gegist
kan worden.
Vóór de uitvinding der verrekijkers hield men de Zon, en
moest men haar houden vooreenen verbazend grooten vuur
bol die uit hoofde van zijnen verblindenden glans slechts
oppervlakkig kon beschouwd worden. Doch nadat men de
zonneschijf mot verdonkerende glazen en door teleskopen is
gaan beschouwenheeft men bespeurd dat de Zon slechts