Er ligt dan onder de gemeente van IJzendijke, in
den Oranje-polder aldaar, zekere hofstedeop welke
zich, tot vóór omtrent rijf jaren, eeue groep van zware
olmenboomen bevond, van heerlijke kruinen vooizien,
welk geboomte men het Reigerbosch noemde uithoofde
van het groot aantal reigers, die, sints 50 jaren onge
veer, gewoon waren, aldaar telken jare hun nest te
komen bouwen en hun geslacht voorttetelen; kunnende
men eenigermato oordeeten over de menigte dezer hier
bijeenkomende vogelendaaruitdat men in iederen
boom van twintig tot dertig, ja, somwijlen in enkelde
boomen, tot vijftig nesten toe lelde,
Troepsgewijzc k warn dit gevogelte aldaar jaarlijks aan
op het laatst van Januarij of in het begin van Fcbruarij
eenige dagen vroeger of laternaar gelang van de min
dere of meerdere zachtheid der weersgesteldheid. Als
dan begon het ijverig zijn nest te bouwen en zag men
de reigers wijd en zijd omzwerven, zelfs tot op drie
uren afstands van hunne verblijfplaats, om in plassen
en waterachtige streken aas optesporen en van daar
rusteloos voeder aantebrengon in den broeitijd voor de
wijfjes, en daarna voor de jonge reigers. Konden deze
laatslen reeds het nest verlaten dan verschalkten zij
het vischje aan den boord eener kreek, onmiddelijk
het Rcigerbosck voorbijstroomendc welker water echter
voor de oude reigers te diop en te helder was; zoodat
deze bijna nooit in hetzelve gezien werdenen liever