nuttig raooslen geacht worden, naardien zij de landerijen ran kikTorsehen waterrotten padden en andere scha delijk ongedierte en insecten zuiverden, en dat, wat de visschcrijen aanbelrof, geene fisch door dit gevogelte geroofd weid, als in moerassen, waar zij toch grondig en onsmakelijk was, en door niemand begeerd werd Het scheen dan ook ,dat Z. Ex.,door deze en dergelijke redenen, van het onschadelijke der reigers werd over reed; althans veertien dagen na dit bezoek, vei kreeg de bewoner der hofstede, bij aanschrijving van Z. Ex., ver gunning, om het gevogelte even als vroeger, ongemoeid te laten; een' uitslagwaarop gelijk trouwens niet on natuurlijk en ligt verschoonbaar was de goede landman zich niet weinig verhovaardigde. Toen echter deze, nu omtrent vijf jaren geleden, den tol der natuur betalen moestwerd de hofstede ver kocht, en het fieigerbosch geroeid; zoodat het gevogelte dien tengevolge van deze plaats werd verdreven. Het scheen evenweldat de reigers te zeer aan dezen oord gehecht waren en er zich te goed bevonden dan dat zij dien konden verlaten. JVu toch verspreidden zij zich op onderscheidene plaatsen, zich nestelende in eenige boomgroepen staande op drie a vier hofsteden allen gelegen onder de gemeente van Schoondijke, in den Prins Willem-polder aldaar, II gedeelte, onmiddelijk grenzende aan den polder, in welken het voormalig Reigerbosch zich eertijds bevond. Op deze plaatsen ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 131