toefden zij gedurende het eerste jaar, nadat zij Tan hun Troeger verblijf waren beroofd; doch liet schijnt, dat zij zich aldaar niet zóó wel bevonden althans tegen woordig houden do meesten dezer reigers hun verblijf in geboomte, op eene hofstede, gelegen tegen aan het dorp deGroedo,wel anderhalf uur verwijderd van hun' vroegere verblijfplaats. Hier zijn ze thans even veelvul dig, en telen er even goed voortals in het zoogenaamde Reigerbosch; hebben dezelfde levenswijs als vroeger; verschijnen er telken jare stipt weder, op den gewonen tijd, en zullen dit waarschijnlijk bij voortduring doen, naardien men dit gevogelte ook aan deze plaats geheel vrij en ongestoord schijnt te laten. Welligt zal het sommigen opmerkelijk voorkomen, immer boomgroepen door deze vogelen tot verblijfplaats gekozen te zien, juist op hofsteden staande alsof zij aan deze eenige voorkeur gaven, en gesteld schenen op de nabijheid cener menschelijke woning. Het kan wel zijn, dat dergelijk eene neiging dit gevogelte eigen is; doch evenwel moet ik hierbij doen opmerken, dat in dezen oord de reigers ook juist aldaar hunne ruimste en meest veilige verblijfplaats vinden, naardien de landlieden hier veelal de gewoonte hebben om met afwijking van hetgeen deswegens in andere streken dezer provincie geschiedt, alle voor hun vee benoodigdo weigronden onmiddelijk aan en rondom do hoeven te leggen, en die gezamentlijkwelligt te sterk om goed, aan hun doel te beantwoordenmet boomgewas te beplanten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 132