toen afwezigen Bailjuw, lerens Bevelhebber der stad, bewaard werden. Iulusschen waren de verbitterde inwoners op de markt te zamen gerot en luidden de alarmklok, waardoor spoe dig eeno groote menigte landlieden uit het ambacht de stad binnen stroomde welke versterking de ingezetenen in staat stelde, om nu aanvallender wijze te werk te gaan Spoedig ontstond een hevig gevecht in de stralen met dien uitslag, dat het krijgsvolk, geen stand meer kun nende houden, naar het stadhuis terugtrok, hetzelve innam om daaruit, als uit eene sterkte de stad in toom te houden: zelfs ging hunne verwatenheid zoo ver, dat zij uit een der vensters van het gebouw eene banier uit staken, beuevens een ontbloot zwaard en een paar ijzeren handschoenen, die als teekenen van gezag moesten gelden. Dezo staat van zaken duurde tot 's anderendaags 's morgens ten 5 ure. als wanneer de burgers, met goed keuring van den Magistraat, besloten, het stadhuis in brand te steken. De woede der vlamraon was zoo groot, dat het gohecle gebouw oogenblikkelijk in brand stond en gemelde aanvoerder, met al zijn volk in de vlammen omkwam, daar zij, die zich daaruit poogden te redden i door het verbitterd gemeen in den vuurgloed werd» teruggedreven, ofopeone wreedaardige wi, om JV'og in hetzelfde jaar 1485 verkregen die octrooi tot herbouwing van hun stadhuis, waaraan echter, door den uitgebarsten oorlog, ovcrslrooming en andere onheilen, de stad overgekomen, geen gevolg is

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 139