53
balken waarop de vloer rustte door den grooten to.e-
loop van volk gedruktmidden doorbrak en het gelieelc
lokaalmet alle do zich daarin bevindende menschen ter
uitzondering van de banken van den Bailjuw en Schepe
nen mitsgaders van de Prokureursmet een vreesselijk
gedruis instortte en nederk wam in de zoogenaamde groote
zaal, die nog bestaat en onder de vierschaar uitkwam,
waaruit wel vele menschen aan armen en beeuen gekwetst
werden, doch, tot algemeene verwonderingniemand
gedood, zelfs niet doodelijk gewond gevonden is.
De misdadiger bleef als verstilt staan op den rand
juist daar de vloer was doorgebroken, rondom zich
ziende naar een middel ter ontkoming. Hij trad eindelijk
op een stuk plank, hetwelk met het eeue eind nog aan
den muur vast was en met het andere naar benedon
hing, latende zich, hoewel aan de handen geboeid,
daarop afglijden, en is alzoo over de nedergevallene
menigte lieengekropen de buitendeur van het stadhuis
uitgeloopen door of langs de erven van de naast hetzelve
gelegene refuge van de abdij van Baudelooover de
stads wallen en vesten die toegevroren waren buiten
de stad gekomen, en vervolgens door den polder de
Clinge welke doorgestoken was, van de eene drijvende
ijsschol op de andere, met zulk eene vaardigheid heen
gesprongen, dat hij tot digt bij het Belgisch, (toen
Spaansch) grondgebied was genaderd, als wanneer hij
in handen geraakte van de dienaars dert Justitie langs
eenen anderen weg uitgezonden om hem te vangen