Nu doolden zij Terder het woud in nu en dan op de boomen klimmende, om uitlezien waar zich het zee strand en de Spaansche schepen bevonden, en om, zoo mogelijk, eenig dorp of cacao-boomen te ontdekken; en, zich naar deze laatste begevende, vonden zij eenige Pisang-boomen met welker vluchten zij hunnen hon ger stilden. Al zwervende kregen zij een Spaansch dorpje in het oog, doch vonden daar nietsdan vrouwen en kinderen, van welke zij vernamen dat al het manvolk naar het strand was opgeroepen, om de Hollanders van het ge strande schip te helpen opvangendatomtrent een uur geleden nog twee Hollanders om lijfsberging verzocht hadden, doch door de Spaansche wacht naar de schepen waren opgevoerd, die zij sints vernamen, dat hunne stuurlieden geweest waren. Zich hier dus niet veilig achtende bleef hun niets over, dan weder op Gods genade het bosch in te gaan. In dit woest en eenzaam woud zwierven zij uu omstreeks acht dagen rond, schier stervende van onlijdelijke dorst en honger waardoor zij zoodanig gekweld werden dat zij op de moerassige plaatsen het slijk uitwrongen, en dit troebel water tot lessching van hunnen onlijdelijken dorst met grooten smaak dronken. Zij hadden het geluk, eeuige landschildpadden te vangen, die zij met groote klipsleeneu kliefden en gebraden atenterwijl het bloed met grooto graagte door de matrozen gedronken werd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 166