67 worden hij nimmer zoude openbaren, dat hij getracht had, hem te redden, en dat hij ooit aan boord geweest was, om handel te drijven. Toen vak Hooek hem zulks plegtig beloofdegaf hij aan zijnen neger in last, om met hem naar het bosck medetegaan en eene opening in het digt begroeide ge boomte te hakkenwaar zij zich met meer gemak konden ophouden. Geen wonder, dat, toen zij bij de vier matrozen kwamen, en yak Hoobk hun zijn wedervaren bekend maakte, en de hoop op redding daardoor bij hen leven dig werd, zij van vreugde opsprongen. Nadat de vlakte was uitgehaktkeerde de neger naar het dorp terug maar kwam weldra weder met een paar koehuiden om er zich op uederteleggen en hel uoodige voedsel, dat met de grootste graagte werd genuttigd. Zoo werden zij dagelij ks op last van dat edeldenkend Opper hoofd, van de noodige spijs voorzien, die, na eenige dagen, zelf bij hen kwam en hen bcrigttedat er in de baai van BarburatUeen Fransch scheepje lag hen vragende of zij van deze gelegenheid geen gebruik wilden maken om deze kusten te verlaten en zoo uit de handen der- Spanjaarden te geraken. Toen zij hiertoe hunne begeerte te kennen gaven liet het gezegde opperhoofd een Indiaan roepen die hen derwaarts den weg zoude wijzen. Op zijne komst begaven zij zich des avonds, na zonnenondergangvol moed op weg; doch hadden in deze woeste en onbewoonde streken

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 169