68 met niet weinig moeijelijkheden te worstelen. Gedurende meer, dan twee uren, moesten zij, in den donkeren nacht, tot de kniën toe door moerassige streken gaan, tot zij eindelijk, zoo zij meenden ten twaalf ure des nachts aan de gemelde baai kwamen,en van vermoeid- heid nedervielendoch, hoe groot was hunne droef heid en te leurstellingtoen zij in die baai geen enkel schip ontdekten! Tot overmaat van smart, wilde hun leidsman, uit vrees, dat hij met hen door de Spanjaarden mogt gevan gen genomen worden hen hier verlaten. Toen zij echter dadelijk weder opstonden en zich bereid verklaarden, onmiddelijk de terugreize te willen aannemenomzoo mogelijk, nog, gedurende de duisternis van den nacht, de hier en daar verspreide Spaausche wachten voorbij te komen, liet hij zich overhalen, hen ook weder terug te geleiden, en kwamen zij na vele gevaren en moeije- 1 ijk heden, langs denzelfden ongebaanden en moeijelijken weg, omstreeks ten zes ure des morgens, op de plaats van hun vorig verblijf terug. Uitgeput van vermoeidheid vielen zij weldra in eenen diepen slaap, die den ganschen dag en den volgenden nacht aanhield. Weldra kwam het Opperhoofd weder troost en goede woorden brengen, zeggende, dat de Spaan- sche schepen de kust verlaten hadden, en er nu, naar alle waarschijnlijkheid, weldra uitkomst komen zoude.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 170