dien lijd wel noodig had, ora zijne zaken te doen, te
ineerdaar dit de eerste reis wasdat hein deze bark
was toevertrouwd.
Doch va is Hoorv en zijne lotgenooten bragten hein
hierop, met de taal der wanhoop, zijne onbarmhartig
heid onder het oog en verklaarden, niet levend naar
wal te willen terug gaauen vast besloten te hebben,
zich tegen hein en zijn volk te zullen verzetten, indien
men geweld wilde gebruiken om hen het schip te doen
verlaten. Toen deze nadrukkelijke taal den schipper
beangstigde, bragt va* Hoon* in het midden, dat er
dagelijks barken van Curacao aan de kust gewacht wer
den en dat er dus weldra gelegenheid zoude zijn hen
op eene andere bark over te zetten.
Ééne omstandigheid droeg uog bij om gemelden schip
per van zijne weigering te doen afzienen bragt de nood
zakelijkheid mede, om voor eenige dagen zich van de
kust te verwijderen. Op den volgenden morgen was na
melijk het strand door eenige Spaansche ruiters bezet,
die, op het berigtdat er eene Curacaosche brik op de
kust was aangekomen, aldaar hadden post gevatom
te beletten, dat er Hollanders van het gestrande schip
zouden aan boord komen. He schipper alzoo het strand
bezet ziende, begreep dat er vooreerst aan geen handel
drijven te denken was, en dat het zaak was, als nu
de kust te verlaten. Zij staken dus in zee, en hadden
naauwelijks drie of vier mijlen afgelegd of zij weiden