Pieffens de terwe moet onder de kostelycke michtcn, die Zeelandt glieeftoock ghestelt werden de Meede ende Krappedie de Terwers gebruycken. Dese valt er uyt- nemende reel ende goetende iusondei lieyt in de landen Tan Schouwen ende Duyvelandtmet hare aanklevende poldersdewelcke den planters dicwils ongeloovelycke winste toebrenght, maer oock wel gevoelige schade. Want de meereeders altemets wel delven uyt eleck ghemet landts, naer dat hetzelve wel is ghebout, 1000 tot 1500 wegens Meede uyt elck ghemet; daervan het hondert wegens ghegolden heeft in de jaren 1621 en 1622, tus- schen de thien en elf ponden vlsems (1) welck by men- schen gedencken noch by onse ouderen tyden noijt en is geschiet; en is daernaer wederom soo schielyck afghe- loopen ende in pryse vermindertdat men ghelycke hondert whcgens in de volgende jaren als nameutlyck 1623ghekocht heeft voor drie ponden thien schellingen vlaems, tot vier gelycke ponden, ende 1624 vyflhien of zoo is? Sommigen schrijven het daaraan toe, dat men tegen woordig in Zeeland (met uitzondering echter van Walcheren, welks tarwe ook meer gezocht is) niet meer zoo naauwkeurig is, als vroeger, op het zaaikoren en op de zuivering en schifting der tarwe zelve. Doch het zal wel mede in aanmerking komen, dat de akker niet meer is, wat hij vroeger was, vooral, waar er niet genoegzaam mest op gebragt wordt. (1) De hoogste opbrengst van een gemet beliep alzoo onge veer 1000 guldens. Eene verbazende som voor die dagen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1845 | | pagina 191